Opname en behandeling

Patiënten worden over het algemeen naar de neurochirurg verwezen door de neuroloog. De neurochirurg zal dan de patiënt oproepen voor een poliklinisch bezoek om vast te stellen of de aandoening inderdaad voor neurochirurgische behandeling in aanmerking komt, omdat de niet-chirurgische behandelingsmogelijkheden nog niet voldoende zijn uitgeprobeerd. Afhankelijk van de ernst en spoedeisendheid van de aandoening zal het over het algemeen enige weken duren voordat dit poliklinische bezoek gerealiseerd kan worden wat te maken heeft met het aantal patiënten dat gezien moet worden en de tijd die de neurochirurg voor poliklinisch onderzoek van het ziekenhuis krijgt toegemeten. (Zeer spoedeisende gevallen zijn meestal reeds door de neuroloog in het ziekenhuis opgenomen, en worden klinisch aan de neurochirurg overgedragen.) Als er na het overleg tussen de patiënt en de neurochirurg over de behandelingsmogelijkheden (met hun kansen op succes en hun eventuele risico’s) tot opname wordt besloten, komt de patiënt na het polikliniekbezoek op een opnamelijst, waarvan de lengte ook weer wordt bepaald door het aantal patiënten maar vooral door het aantal operatiedagen per week dat de neurochirurg ter beschikking is gesteld. Zijn het operaties die gevolgd moeten worden door een behandeling op de Intensive Care afdeling, dan is ook de beschikbare plaats op deze afdeling bepalend voor de tijd dat men op opname moet wachten. De wachttijd tot opname wordt vaak gebruikt om onderzoeken te laten doen die anders tijdens de opname moeten plaatsvinden. Uiteindelijk worden het aantal beschikbare operatiedagen en het aantal bedden op een Intensive Care afdeling strikt bepaald door de planning van het Ministerie van Volksgezondheid en heeft het ziekenhuis hier beperkte zeggenschap over.

In vele ziekenhuizen wil men de wachttijden reduceren door de toegemeten operatietijd maximaal te benutten. Dit bereikt men door het operatieprogramma zovol mogelijk te plannen, zodat bij het eventueel niet doorgaan van een operatie er een andere voor in de plaats kan komen. Een nadeel hiervan is dat de laatst geplande operatie soms niet door kan gaan als voorgaande operaties uitlopen of als er spoedgevallen tussendoor komen. Dat vraagt om begrip van de patiënt en diens familie.

De opnameperiode in het ziekenhuis

De eerste dag(en) van opname in het ziekenhuis worden besteed aan onderzoek. Dit onderzoek omvat diagnostiek die belangrijke details voor de operatie nader moeten preciseren en om bij zich snel ontwikkelende aandoeningen de nieuwste stand van zaken vast te stellen, waardoor eerder genomen besluiten soms moeten worden bijgesteld of zelfs herzien. Belangrijk zijn ook onderzoeken omtrent de algemene lichamelijke gesteldheid van de patiënt, die de anesthesist in staat stellen om de nodige voorzorgen voor de operatie te nemen. De dagen voor de operatie worden zonodig besteed aan de voorbehandeling met steroïden ter voorkoming van hersenoedeem, met antibiotica bij infectiegevaar, met regelbare bloedverdunners ter voorkoming van trombose, en om de conditie van patiënten met hart- en longaandoeningen te verbeteren.

Bloedverdunners

Er zijn mensen die op doktersvoorschrift regelmatig bloedverdunners gebruiken, bijvoorbeeld na een voorafgaande trombose, een z.g. TIA (doorbloedingsstoornis van de hersenen) of wegens hartafwijkingen. Omdat hierdoor tijdens of na een neurochirurgische operatie bloedingen kunnen ontstaan die levensbedreigend kunnen zijn, dient het gebruik van bloedverdunners onvoorwaardelijk aan de behandelende arts (neurochirurg of anesthesist) te worden gemeld, zodat hun gebruik tijdig kan worden gestaakt of hun effect geneutraliseerd, vaak na overleg met de arts die hun gebruik heeft voorgeschreven. Een ander middel dat de bloedstolling ernstig blijkt te verstoren, is het huismiddel Aspirine™ dat tegen pijn wordt gebruikt maar ook zeer effectief tegen het dichtslibben van de bloedvaten van de hersenen bij mensen die hiertoe de neiging hebben. Uiteraard dient het Aspirinegebruik te worden gestaakt, liefst vanaf 10 dagen voor de operatie (en zeker na overleg met de arts die Aspirine™ heeft voorgeschreven). Aan de andere kant hebben bedlegerige patiënten een verhoogde neiging om trombose in de aders van het bekken en de benen te ontwikkelen met de gevaren hiervan (zie beneden). Ook bij mensen die een ernstig ongeval hebben gehad, of een grote operatie hebben ondergaan, is er een verhoogde neiging tot trombose. Men moet hier dus het bloed minder stolbaar maken, maar niet in die mate dat dit zal leiden tot een toegenomen bloedingsneiging. Gelukkig zijn er nu (van de stof Heparine afgeleide) regelbare bloedverdunners beschikbaar die dit mogelijk maken, en daartoe soms zelfs reeds voor of tijdens de operatie worden gegeven. Een andere optie die in sommige ziekenhuizen wordt toegepast, is het stimuleren van de bloedsomloop in de benen door het gebruik van speciale elastische kousen of van kousen die door een machine ritmisch worden opgeblazen.

Complicaties

Complicaties van een behandeling of een operatie zijn ongewenste bijkomende aandoeningen die op zijn minst de opnameduur kunnen verlengen, maar erger nog de toestand van de patiënt kunnen doen verslechteren. Ze zijn soms de gevreesde verwerkelijking van voorziene risico’s maar soms ook gebeurtenissen die bij de huidige stand van de wetenschap niet te voorspellen en te voorkomen zijn. Om van de complicaties te leren worden ze altijd geregistreerd en besproken waardoor aanbevelingen kunnen worden gedaan om ze in de toekomst te kunnen vermijden.
Specifieke neurochirurgische complicaties zijn

  • Wondinfectie.Deze verraadt zich door roodheid, zwelling, kloppende pijn, en warm aanvoelen van de operatiewond. Enige roodheid en zwelling zijn echter gewoon, omdat ze alleen de tekenen zijn van de weefselreactie op de operatie. Hoewel in den lande altijd de uiterste zorg wordt besteed aan het voorkomen van infecties tijdens een operatie, blijkt dit niet altijd te vermijden, vooral bij langdurige of gecompliceerde operaties, bij het inbrengen van vreemd materiaal (bijvoorbeeld een pompje) en verder bij mensen met een verlaagde weerstand tegen infecties. Uiteraard worden er maatregelen tegen genomen die in de meeste gevallen effect hebben.
  • Lekkage van hersenvocht (liquor) doordat er een open verbinding is met de liquorruimte. Vele neurochirurgische operaties vinden plaats binnen de liquorruimte en meestal lukt het om na afloop van de operatie door het zorgvuldig sluiten van de wond lekkage van hersenvocht te voorkomen. Liquorlekkage is echter niet te vermijden als delen van hersenvliezen die de liquorruimte omsluiten moeten worden verwijderd of als delen van het schedelbot bijvoorbeeld door een ongeval ontbreken. De open verbinding heeft het risico dat een infectie de liquorruimte bereikt, er ontstaat dan meningitis of hersenvliesontsteking, een ernstige toestand die door de behandeling met antibiotica bijna altijd snel is te genezen. Voor de effectieve behandeling van liquorlekkage moet soms het vocht via een lumbale drain worden afgevoerd terwijl de patiënt bedrust moet houden. In sommige gevallen is een operatie noodzakelijk om de lekkage op te heffen.
  • Functie-uitval. Uitval van functie na een operatie zoals verlamming is veelal het gevolg van oedeem van het zenuwweefsel. De functie herstelt zich weer wanneer het oedeem na enige dagen verdwenen is. Een enkele keer is de functie-uitval het gevolg van een te langdurige en sterke druk op de zenuw, zoals bij een grote rughernia die te lang heeft bestaan. Hierdoor heeft de zenuw bijna geen reserves meer en is de operatie “de laatste druppel die de emmer doet overlopen”.
  • Hersenoedeem. Ondanks voorbehandeling met steroïden en alle voorzorgen tijdens de operatie om het weefsel zo min mogelijk te kwetsen, kan de hersenzwelling die met de aandoening gepaard is gegaan, toch verder toenemen. Door het oedeem kan functie-uitval zoals verlamming van arm of been het gevolg zijn of kunnen epileptische aanvallen optreden, en in het ergste geval kan er inklemming van vitale hersengedeelten ontstaan. Er kunnen dan ingrepen nodig zijn om ruimte te maken voor de hersenen, waarna het inklemmingsgevaar is bezworen en de functie-uitval zich bijna altijd kan herstellen.
  • Nabloeding in het operatiegebied. Nabloedingen dragen evenals hersenoedeem het risico dat ze een beknelling (inklemming) van vitale hersengebieden kunnen geven. Hoewel aan het einde van operatie de uiterste zorg wordt besteed aan de bloedstelping, kunnen nabloedingen optreden doordat de bloedstolling verstoord wordt, bijvoorbeeld doordat bepaalde tumoren verstorende weefselfactoren produceren, of doordat er sterke schommelingen van de bloeddruk waren. Veelal is het nodig om via een nieuwe operatie de bloeduitstorting te verwijderen en de nabloeding tot stilstand te brengen.

Algemene complicaties die bij operatie patiënten en bedlegerige patiënten kunnen optreden zijn

  • Trombose. Trombose is het ontstaan van een bloedstolsel, meestal in de aders van het bekken en de benen, doordat de bloedstolling is verstoord door de operatie of doordat bij bedrust het bloed niet goed doorstroomt. Als het stolsel losraakt kan het de grote bloedvaten in de longen verstoppen (embolie) wat de toevoer van zuurstof verstoort en soms tot de dood leidt.
  • Longontsteking. Bedlegerige patiënten hebben een verhoogde kans op longontsteking omdat ze niet goed doorademen. Ook patiënten met longaandoeningen hebben een verhoogd risico. Om dit te voorkomen worden ze met fysiotherapie behandeld. Het gelukt bijna altijd om de longontsteking vroeg of laat te genezen.
    Doorliggen (Decubitus ulcera). Deze kunnen door het langdurig liggen ontstaan op stuit, heupen of hielen, vooral wanneer deze huidgebieden ongevoelig zijn zoals bij een dwarslesie of als de patiënt in een slechte toestand verkeert. Door het geregeld keren van de patiënt en een goede hygiëne is het doorliggen tot een minimum maar helaas niet tot nul teruggebracht.

Toekomstige ontwikkelingen

Net als andere vakken heeft de neurochirurgie de afgelopen decennia een grote ontwikkeling doorgemaakt. Voor een enkele neurochirurg is het gehele vak nauwelijks meer te overzien en bij te houden, zodat voor ingewikkelde aandoeningen steeds meer subspecialisatie optreedt. Ook lijkt het waarschijnlijk dat weinig voorkomende aandoeningen zullen worden geconcentreerd in centra die over speciale expertise beschikken. De meeste neurochirurgen doen op dit moment zowel ingrepen aan de hersenen en de zenuwen als aan de wervelkolom. Ook hier zal een ontwikkeling optreden in de richting van z.g. “spine surgeons”, afkomstig uit de richtingen neurochirurgie, orthopedie en traumatologie. De Dutch Spine Society zal hier een sturende rol in moeten spelen.

Als na bezoek aan de neurochirurg blijkt dat u een operatie aan de onderrug zult ondergaan kan u gevraagd worden deel te nemen aan registratie van gegevens.