CT-scan

Voor hun bescherming heeft de natuur de hersenen opgeborgen in de schedel en het ruggenmerg in de wervelkolom. Door deze goed beschutte positie zijn ze echter ook weinig toegankelijk voor de behandelende arts, die wil weten wat er precies aan mankeert. Vroeger was de arts alleen aangewezen op zijn lichamelijk neurologische onderzoek, dat hem op grond van zijn kennis kon aangeven waar de aandoening waarschijnlijk uit bestond en waar de afwijking ongeveer gelegen was. Maar tegenwoordig staan aan de arts de beeldvormende technieken ter beschikking, zoals eerder al de Röntgentechnieken en nu ook de CT-scan en de MRI, om de afwijking in een beeld zichtbaar te maken. Hij is nu hierdoor beter geïnformeerd over de aard en de plaats van de afwijking, die hij moet weten voor de behandeling.

Computertomografie (CT)

Dit is een andere manier waarop weke delen met Röntgenstralen kunnen worden afgebeeld. Want hoewel lang niet zo sterk als botweefsel, absorberen weke delen ook Röntgenstralen (d.w.z. ze laten de stralen niet door), het ene weefsel doet dat iets meer dan het andere. Op gewone röntgenfoto’s komen deze kleine verschillen niet tot uiting, waardoor wekedelenstructuren er niet op zichtbaar zijn. In 1963 heeft de Engelse ingenieur Hounsfield een methode bedacht om met de computer de kleine verschillen in absorptie te versterken, waardoor de weke delen nu wel zichtbaar kunnen worden gemaakt. Op een CT-scan blijven botstructuren als op gewone röntgenfoto’s heel goed te zien, maar daarnaast zijn de omgevende weke delen ook enigszins zichtbaar. Er is een ander duidelijk verschil tussen een CT-scan en een röntgenfoto. Een röntgenfoto is een soort portret waarop men verschijnt in dezelfde houding als waarin men is gefotografeerd, terwijl een CT-scan eigenlijk een doorsnede is door het lichaam die door de computer is getekend. Dat heeft te maken met de manier waarop een CT-scan wordt gemaakt. Men moet daarvoor onbewegelijk liggen op een soort matras, terwijl het lichaamsdeel waar het omgaat, bijvoorbeeld de schedel, in de opening ligt van de eigenlijke scanner, een soort ring waaruit met een dunne Röntgenstraal een plakje van de schedel vanuit verschillende richtingen wordt beschenen (gescand). Hierna schuift men een eindje op waardoor een volgende plak kan worden gescand.

De laborant bewaakt het maken van de opnames en kan na afloop met computertechnieken de verkregen beelden nog bewerken.

De CT-scanner is een soort ring waar het te scannen lichaamsdeel “plakje voor plakje” door geschoven wordt.

Als de afbeelding van weke delen op de CT-scan toch nog niet voldoet, kan jodiumhoudend contrast worden gebruikt om dit duidelijker te maken. Op een gewone CT-scan zijn sommige hersentumoren namelijk niet goed van het omgevende gezonde hersenweefsel te onderscheiden.Er wordt dan contrastvloeistof in een ader ingespoten. Omdat de normale haarvaten (capillairen) van de hersenen ondoordringbaar zijn voor de contraststof, komt er geen contrast in de gezonde hersengebieden, maar uit de haarvaten van tumoren die wel doorgankelijk zijn, lekt er contraststof in het tumorweefsel dat hierdoor zichtbaar wordt, men noemt dit aankleuring, omdat het op de foto witter van kleur is dan de omgeving.

Op de gewone CT-scan van de wervelkolom is het ruggenmerg meestal niet duidelijk afgegrensd van de omgevende liquorruimte (ruimte waarin zich de liquor of het hersenvocht bevindt). Vindt men dit echter belangrijk, dan kan contrastmiddel via een ruggenprik in de liquor worden ingebracht. Op de CT-scan is dan de liquorruimte door het contrast zichtbaar geworden als een witte kolom, waarin het ruggenmerg als een uitsparing is te zien. Deze techniek wordt wel CT-myelografie genoemd.

Bij de afbeeldingtechnieken die röntgenstralen gebruiken dient er rekening mee te worden gehouden dat de stralen groeiende weefsels zoals die van het ongeboren kind kunnen beschadigen.

Een recente ontwikkeling is de spiraal-CT-scan, die met een zeer snelle CT-scanner wordt gemaakt. Hierbij wordt niet plakje voor plakje gescand maar wordt een zogenaamde volumescan gemaakt in één doorlopende spiraalvormige beweging van de röntgenbron. Er kunnen in zeer korte tijd heel dunne dwarsdoorsneden worden gemaakt, waarmee driedimensionale afbeeldingen kunnen worden gereconstrueerd. Dit is bijvoorbeeld waardevol voor het zichtbaar maken van bloedvaten of breuken vooral van de wervelkolom. De afbeeldingen kunnen ook worden gebruikt voor de neuronavigatie.